Totaal aantal pageviews

zondag 15 mei 2011

Fuck Moederdag

Het was de tweede dag van de vijfde maand en tweeduizendenzes jaar na de geboorte van Jezus Christus. Althans dat is wat de Christenen ons willen doen geloven. Voor mij was het gewoon 2 mei 2006. Ik had gewerkt. Ik werkte elke dag. Als ik werkte hoefde ik niet na te denken. Ik moest wel nadenken. Ik hoefde alleen niet te denken over mijn zieke moeder. Ik kon het even verdringen. Tijdens de pauzes duwde ik wel met tranen in mijn ogen een McDonald’s burger door mijn strot, of andere etenswaren. Als het druk was in de winkel hoefde ik niet te denken. Niet denken is heerlijk. Ik ging altijd met de bus naar mijn werk. ’s Avonds moest ik een sprintje trekken om mijn bus te halen. Ik zat dan hijgend in de bus. Heerlijk. Sporten, werken en groen denken. Alles in één keer. Op de terugweg van het centrum van mijn toenmalige woonplaats naar huis kreeg ik al een vreemd gevoel. Ik kreeg kippenvel. Een vreemd gevoel in mijn maag. Een soort van vlinders, maar dan zonder het fijne verliefde gevoel erbij. Het kan trouwens dat ik mij dit naderhand allemaal heb ingebeeld. Ik weet het niet meer. Ik herinner mij nog weinig van de die dagen. Te weinig.


Na een lange slopende werkdag kwam ik thuis. Normaal gesproken klonk er veel lawaai uit de woonkamer bij het openen van de voordeur. Er zou toch niks gebeurd zijn? Vast niet. Dan hadden ze mij wel gebeld. Om het ijs te breken, en de akelige stilte, kwam ik zingend binnen. Ik zag iemand naar mij gebaren. Het was niet een gebaar van wees stil, maar meer van houd je bek. Snel hield ik mijn mond. Bij het betreden van de woonkamer zag ik twee doktoren met mijn moeder en tante in gesprek. Was niet heel handig van mij dat ik door het gesprek heen zong. Het was sowieso niet heel handig om nu zingend binnen te komen. Ik liep snel door de tuin in. In de tuin zat de rest van de familie. Ik stotterde zachtjes: “Sorry!” Ze begonnen te lachen. “We hadden niets anders van jou verwacht. Wel een slechte timing hoor”, lachte mijn oom mij toe. Het duurde niet lang en de twee artsen verlieten het huis weer. Ik bood de artsen ook even mijn excuses aan. Ze vergaven het mij. Dat zeiden ze tenminste. Eindelijk kon ik eten. Ik wilde niet weten wat de artsen hadden verteld. Ik wilde niet weten wat er nu ging gebeuren. Ik ging mij concentreren op mijn eten, dan douchen en dan gauw mijn bed in duiken. Daar kon ik huilen. Daar waren geen mensen die naar mij keken. Daar kon ik mijn verdriet kwijt. Tijdens het denken aan mijn uren liggen draaien en huilen in bed hoorde ik de deur open en dicht gaan.


Mijn vader kwam binnen. Mijn vader kwam altijd op een andere tijd binnen. Mijn vader is nooit een man van tijd geweest. Lange tijd was ik bang voor mijn vader. Ik kan mij nog incidenten herinneren dat ik mijn schooltas had uitgepakt en op mijn licht blauwe mountainbike naar Antwerpen wilde fietsen. Ik had ruzie met mijn vader. Ik had in mijn eerste toetsweek op de middelbare school een 6.5 gehaald. Dat was te laag. Verdrietig had ik mijn tas ingepakt en stapte ik op mijn fiets. Mijn moeder belde mij met de mededeling dat ik gestoord was en dat ik als een gek terug moest komen. Ik was net de hoek om. Ik stond eigenlijk te wachten op de hoek van de straat. Ik wist dat mijn moeder zou bellen. Na een kort gesprek tussen mijn vader en mijn tante escaleerde het. Mijn vader, overmand door verdriet, schold op mijn tante. Mijn tante vond dit onterecht. Ik weet dat ik ook ergens een rol speelde. De rol die ik vervulde kan ik niet helemaal meer plaatsen. Mijn vader bleef schelden en tieren en ergens onder het schreeuwen sneuvelde een glas. Of twee glazen. Of drie. Ik weet het niet meer. Er braken in ieder geval glazen. Dat weet ik nog wel. Ik probeerde mijn vader rustig te maken. Het duurde niet lang. Hooguit een minuut of vijf en ik had mijn vader weer redelijk rustig. Ik hoorde iemand roepen: “We hebben de politie al gebeld” en schrok. Dat kan toch niet? Straks pakken ze mijn vader nog op. Ik liep naar buiten en zag drie politieauto’s de straat inrijden. Snel rende ik weer terug. Ik schopte een container om en sloeg (per ongeluk) de ruit uit de voordeur. Ik rende door naar de tuin en liet mijzelf op een tuinstoel vallen. Wat was er allemaal gebeurd? Wat was dit voor film? Kan iemand mij alsjeblieft wakker maken uit deze droom? Ik zag bloed over mijn arm stromen. Mijn tante kwam op haar knieën naast mij zitten. Ze keek even naar mijn rechterbovenarm en concludeerde dat we naar het ziekenhuis moesten. Ondertussen was het huis volgestroomd met vriendelijke politieagenten. Die mijn vader verzochten om af te koelen en mij ook het advies gaven naar het ziekenhuis te gaan. Dat was opgelost. De agenten hoefde mijn vader niet op te pakken. Iedereen kon gewoon in zijn eigen, of op dat moment toegeëigende bed, de nacht doorbrengen.

Met hechtingen in mijn arm en een kloppende wond belde ik mijn manager op. Ik wilde hem vertellen dat ik niet kon komen werken op donderdag. Hoe vervelend ik het ook vond. De artsen hadden verteld dat mijn moeder het einde van de week niet meer zou halen. Zo slecht ging het ondertussen met haar. Daarbij had ik ook wel een beetje pijn aan mijn arm. Dat was dan wel mijn eigen schuld. Niemand had gezegd dat ik met mijn arm door die ruit moest gaan. Pijn deed het wel. Mijn manager begreep de mededeling niet helemaal. Hij vond dat ik gewoon moest komen. Na een korte nacht, stond ik de dag erna gewoon weer voor de deur van de winkel. Ik moest openen. Na een uurtje belde toevallig een vriend van mij, werkzaam in hetzelfde bedrijf, mij op. Hij vroeg wat ik aan het doen was en waarom ik niet thuis was. Ik legde hem in het kort het verhaal uit en het enige wat hij zei is: “Ik ben er met een kwartiertje”. Na tien minuten fietste hij de zaak binnen. “En nu opgerot. Ik bel je vanavond” was het enige wat hij tegen mij zei. Snel pakte ik mijn spullen uit de kantine en ik rende naar de bus toe. Ik durfde alleen niet goed. Bij de bushalte aangekomen liep ik weer terug het centrum in. Ik liep naar een cd-winkeltje. Ik pakte twee cd’s van LL Cool J en liep weer terug naar de bushalte. Toen ik binnen kwam zei mijn tante: “Je bent net op tijd. We wilden je bellen. Het gaat niet goed.” Ik zag mijn moeder liggen. Mijn moeder ooit een krachtige vrouw. Nu lag ze daar. Fragiel, kaal en met haar ogen dicht in een bed. Met tranen in mijn ogen keek ik weg. Mijn neef stond in de deuropening. Ik voelde zijn handen op mijn schouders. Mijn neef, twee meter lang en twee meter breed, stond langzaam mijn schouders kapot te knijpen. Ik keek omhoog naar hem. De stoere zeeman verloor een traan. Met een brok in mijn keel keek ik terug naar mijn moeder. Ik draaide mij om en liep naar buiten. De tuin in. Ik had behoefte aan een sigaret.

Ik was nog niet eens op de helft toen iemand mij riep. Ik moest snel naar binnen komen. Ik ging bij het voeteneind staan van het bed. Mijn broertje zat bij het hoofdeind en had de hand van mijn moeder vast. Ik hoorde mijn moeder onregelmatig ademhalen. Ze had haar ogen gesloten. Ik hoorde mijn broertje zachtjes tegen haar fluisteren. Er druppelde langzaam wat meer familieleden om ons heen. Wie kan ik mij niet meer herinneren. Mijn oom stond naast mij. Dat is een ding wat zeker is. Ik stond met tranen in mijn ogen, en mijn lip stuk bijtend, te kijken naar mijn arme moeder. Ik hoopte dat iemand mij wakker zou maken. Ik hoopte dat het allemaal een droom was. Tijdens het hopen hoorde ik iemand zeggen: “Ze is weg”. Ik nam aan dat dit betekende dat mijn moeder overleden was. Dat bedoelde ze ook. Ik hoorde mijn tante huilen. Iemand anders bij mij in de buurt hoorde ik huilend “Nee, oh nee” roepen. Op dat moment slaakte mijn moeder een diepe zucht. Ze was nog niet overleden. Iedereen keek naar mijn moeder. Het door de kanker opgevreten lichaam schokte een paar keer. Mijn broertje kuste haar wang en zei zachtjes: “Ga maar mama. Het is goed.” Enkele seconden later hoorde ik weer iemand zeggen: “Ze is overleden”. Ik keek naar mijn oom. Hij keek naar de klok en zei in zichzelf: “Kwart over twaalf”. Drie mei in het jaar tweeduizendenzes om kwart over twaalf overleed mijn moeder dus.

Ik mis haar na vijf jaar nog dagelijks.

1 opmerking: